Veiligheidsregio’s willen verruiming Brzo-bevoegdheden

Nieuws van het LEC BrandweerBRZO, juni 2020

Eind dit jaar brengt de Evaluatiecommissie Wet veiligheidsregio’s onder leiding van professor Erwin Müller zijn eindrapport uit. Het LEC BrandweerBRZO heeft vanuit zijn Brzo-toezichtrol input geleverd voor de evaluatie. In een brief aan de evaluatiecommissie formuleert het LEC knelpunten en voorstellen voor betere wettelijke borging van de Brzo-taken van de veiligheidsregio’s. Met als kernboodschap dat de ambtelijke en juridische mogelijkheden op grond van de wet niet goed aansluiten op de praktijk van het Brzo-toezicht die de veiligheidsregio’s ervaren. Het LEC BrandweerBRZO pleit onder andere voor een verruiming van toezichttaken en meer wettelijke bevoegdheden om Brzo-bedrijven ‘bij de les te houden’.

In de tien jaar dat de Wet veiligheidsregio’s van kracht is, hebben de veiligheidsregio’s in hun Brzo-toezichttaken een flinke kwaliteitsslag gemaakt. De belangrijkste winst is dat voor vrijwel alle Brzo-bedrijven een aanwijstraject voor bedrijfsbrandweerplicht is uitgevoerd. Dat is een voortgaand proces: jaarlijks vallen bedrijven af en komen er nieuwe bedrijven bij, waarvoor een aanwijstraject moet worden gestart. Er is in deze bedrijvencategorie goed inzicht in het veiligheidsniveau en de mate van voorbereiding op rampen en calamiteiten. Maar daarmee is niet automatisch de totale industriële veiligheid in Nederland goed geborgd. Het LEC BrandweerBRZO stelt vast dat de Wet veiligheidsregio’s beperkingen kent, waardoor de veiligheidsregio’s hun kennis en expertise op het gebied van industriële veiligheid niet optimaal kunnen benutten.

Een van de voorstellen is de regionale veiligheidsbesturen de mogelijkheid te geven meer inrichtingen aan te wijzen voor een bedrijfsbrandweerplicht. Nu beperkt die aanwijzingsbevoegdheid zich uitsluitend tot bedrijven die vallen onder de Brzo-regelgeving. Er is echter ook een groot aantal bedrijven dat (al dan niet bewust) net ónder de Brzo-drempel opereert, terwijl ze wel degelijk serieuze gevaren voor de omgeving kunnen opleveren. In de oorspronkelijke concepttekst van het Besluit veiligheidsregio’s, was een artikel opgenomen op grond waarvan veiligheidsregio’s ook deze ‘grensgevallen’ konden aanwijzen. Dat artikel is echter in de definitieve tekst van het besluit geschrapt. Het LEC BrandweerBRZO doet de aanbeveling dit in een nieuwe versie van de wet te herstellen.

In de brief doet het LEC BrandweerBRZO ook de aanbeveling om de veiligheidsregio’s ambtelijk en bestuurlijk meer doorzettingsmacht te geven. Zo zou de veiligheidsregio bedrijven moeten kunnen aanwijzen voor een bedrijfsbrandweer, ook als het bedrijf niet het daarvoor benodigde bedrijfsbrandweerrapport wil overleggen. In de praktijk proberen bedrijven soms een aanwijstraject te vertragen in een poging om vanuit kostenoverwegingen onder de bedrijfsbrandweerplicht uit te komen. De enige sanctiemogelijkheid die de veiligheidsregio nu heeft is het opleggen van een last onder dwangsom, maar dat is een omslachtig en tijdrovend proces. Door de mogelijkheid een bedrijf alsnog aan te wijzen wettelijk vast te leggen, worden de veiligheidsregio’s minder afhankelijk van medewerking van bedrijven.

Hetzelfde knelpunt wordt ervaren bij het beschrijven van geloofwaardige scenario’s als onderbouwing van een aanwijstraject. Bedrijven benoemen in de praktijk niet altijd alle geloofwaardige scenario’s. Als de veiligheidsregio’s zelf die scenario’s zouden kunnen beschrijven of aanvullen, kan sneller en eenvoudiger een aanwijzing worden opgelegd. Tegelijk moeten de regio’s de mogelijkheid krijgen om een bedrijfsbrandweeraanwijzing ambtelijk aan te passen bij beperkte veranderingen binnen een inrichting, zodat niet een geheel nieuwe aanwijzing hoeft te worden opgesteld. En bedrijven die blijkens een aanwijstraject geen bedrijfsbrandweerplicht hebben, zouden verplicht melding moeten maken van veranderingen waardoor zij wél bedrijfsbrandweerplichtig worden. Nu is die wettelijke informatieplicht er niet.

Het LEC BrandweerBRZO pleit verder onder meer voor het verruimen van de toezichttaken naar lagedrempelinrichtingen, controle op wezenlijke elementen in veiligheidsbeheerssystemen en de mogelijkheid om toezicht uit te oefenen op de brandveiligheidsparagraaf en brandveiligheidsvoorzieningen in het kader van de Omgevingsvergunning. Nu ligt die taak bij het bevoegd gezag Wabo, maar daar zou onvoldoende kennis aanwezig zijn om preventieve en repressieve brandveiligheidsvoorzieningen goed te kunnen beoordelen.

In totaal bevat de brief van het LEC BrandweerBRZO aan de evaluatiecommissie vijftien knelpunten met verbetervoorstellen. Door het honoreren van de voorstellen in een aangepaste versie van de wet, zouden de veiligheidsregio’s hun kennis en expertise voor industriële veiligheid beter kunnen benutten en de Brzo-toezichttaken met meer gezag en doorzettingsmacht kunnen uitvoeren. Dit alles in het belang van de veiligheid van de omgeving van industriële inrichtingen.