Tijs van Lieshout: “BRZO+ is kruispunt van netwerken”

Nieuws van het LEC BrandweerBRZO, december 2018

Een jaar geleden trad Tijs van Lieshout, directeur van de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant, toe tot het directeurenoverleg van het BRZO+. Samen met Annemarie van Daalen van de VRR vertegenwoordigt hij de veiligheidsregio’s in het samenwerkingsverband van toezichthoudende overheden. Een complexe wereld met veel partijen en uiteenlopende belangen, merkte Van Lieshout toen hij zich in de materie inwerkte. Hij ziet het BRZO+ als een ‘kruispunt van netwerken’, een platform bij uitstek om in een decentraal overheidsstelsel toch een zekere eenheid uit te stralen in de relatie met de bedrijven.

“Mooi dat er een gremium is waarin alle publieke partijen met een rol in de industriële veiligheid en het Brzo-toezicht verenigd zijn”, begint Tijs van Lieshout. “Er zijn nogal wat spelers actief in deze wereld; rijksinspecties, omgevingsdiensten, 25 veiligheidsregio’s en het Openbaar Ministerie. Hoewel het allemaal overheidsdiensten zijn, hebben ze toch verschillende belangen, van waaruit ze hun taken uitvoeren. Neem nu het OM, dat primair een opsporingsbelang heeft, terwijl de veiligheidsregio’s denken en werken vanuit het belang van risicobeheersing en omgevingsveiligheid. Dat hoeft niet te wringen, als je vooraf maar goed met elkaar afspreekt hoe de verhoudingen liggen en wat de wederzijdse verwachtingen zijn over elkaars rol, taken en verantwoordelijkheden. Samen vanuit die onderlinge verscheidenheid zoeken naar gemeenschappelijke belangen en naar mogelijkheden om zoveel mogelijk uitvoeringstaken af te stemmen, is de kracht van het BRZO+. Zo kunnen we in een gedecentraliseerd stelsel toch een zekere eenduidigheid en integraliteit in het overheidstoezicht op de industrie realiseren. Voor de industrie is het prettig dat we vanuit een gezamenlijk perspectief inzicht kunnen geven in hoe we als inspectiediensten werken en dat bedrijven niet keer op keer door afzonderlijk werkende inspecteurs worden benaderd, maar dat we inspecties zoveel mogelijk bundelen.”

Maar die gezamenlijkheid heeft wel zijn grenzen, stelt Van Lieshout vast. Hij realiseert zich dat het bedrijfsleven van mening is dat er veel meer integraliteit en uniformiteit in overheidsinspecties mag komen. Eén overheid en één uniform toezichtstelsel is het ideaalbeeld dat het bedrijfsleven ziet, maar dat is volgens Van Lieshout een utopie: “We moeten accepteren dat we in Nederland een decentrale bestuurscultuur hebben met gedecentraliseerd werkende overheden. Zo is het een realiteit dat er 25 veiligheidsregio’s en 29 omgevingsdiensten zijn en daarnaast verschillende rijksinspecties. Al die overheidspartijen hebben hun eigen afgebakende taken en verantwoordelijkheden; zo hebben we het politiek met elkaar afgesproken. Het is logisch dat in zo’n gedecentraliseerd bestel niet iedereen hetzelfde denkt en dezelfde visie heeft en dat er verschillen zijn in de manier waarop Brzo- en hoogrisicobedrijven worden benaderd. Dat kan ook niet anders, want de ruimtelijke situatie rond die bedrijven is overal anders en daar moet bij de beoordeling van risico’s ook rekening mee worden gehouden. Daarom is het logisch dat bedrijven met vestigingen in meerdere regio’s met verschillende inzichten van overheden te maken kunnen krijgen bij vergunningaanvragen en inspecties.”

Om die reden zegt Van Lieshout ook geen voorstander te zijn van het idee van één centrale rijksinspectie waarin alle toezicht- en inspectietaken van de overheid richting het bedrijfsleven gebundeld zouden kunnen worden. De vakinhoudelijke specialisatie en regionale diversiteit vindt hij een groot goed. Immers: de regionaal werkende omgevingsdiensten en veiligheidsregio’s kennen als geen ander de lokale situatie rond risicoactiviteiten en industriële bedrijven. “De huidige inrichting van het overheidstoezicht laat voldoende ruimte voor afstemming en samenwerking in het belang van eenduidigheid en bundeling van taken. Ik zie voor het Brzo-domein dan ook meer in een model met het BRZO+ als een krachtig verbindingsplatform tussen de verschillende overheidsnetwerken dan in één joekel van een rijksinspectiedienst die al die taken en verantwoordelijkheden op zijn bordje krijgt. De prijs die we voor dat gedecentraliseerde stelsel betalen is dat we niet alles uniform doen. Maar belangrijker is dat advisering en toezicht met kennis van zaken worden uitgevoerd, zodat in elke situatie rond een risicoactiviteit goed onderbouwde afwegingen kunnen worden gemaakt.”

Om die reden zegt Van Lieshout ook geen voorstander te zijn van het idee van één centrale rijksinspectie waarin alle toezicht- en inspectietaken van de overheid richting het bedrijfsleven gebundeld zouden kunnen worden. De vakinhoudelijke specialisatie en regionale diversiteit vindt hij een groot goed. Immers: de regionaal werkende omgevingsdiensten en veiligheidsregio’s kennen als geen ander de lokale situatie rond risicoactiviteiten en industriële bedrijven. “De huidige inrichting van het overheidstoezicht laat voldoende ruimte voor afstemming en samenwerking in het belang van eenduidigheid en bundeling van taken. Ik zie voor het Brzo-domein dan ook meer in een model met het BRZO+ als een krachtig verbindingsplatform tussen de verschillende overheidsnetwerken dan in één joekel van een rijksinspectiedienst die al die taken en verantwoordelijkheden op zijn bordje krijgt. De prijs die we voor dat gedecentraliseerde stelsel betalen is dat we niet alles uniform doen. Maar belangrijker is dat advisering en toezicht met kennis van zaken worden uitgevoerd, zodat in elke situatie rond een risicoactiviteit goed onderbouwde afwegingen kunnen worden gemaakt.”

Over advisering en toezicht gesproken; de aankomende Omgevingswet zal gevolgen hebben voor de rol van de veiligheidsregio’s rond ruimtelijke activiteiten. Dat is volgens Van Lieshout nog een zoektocht, al zijn in zijn eigen regio Midden- en West-Brabant al de eerste stappen gezet om die rol te stroomlijnen. “Er zijn vier belangrijke actoren die iets in te brengen hebben in de advisering van gemeenten bij ruimtelijke ontwikkelingen: de veiligheidsregio, de omgevingsdienst, de GGD en het waterschap. In lijn met de aanpak van BRZO+ willen we dat ook in de ruimtelijke veiligheidsadvisering die vier partners zoveel mogelijk met één stem spreken en dat ze niet allemaal afzonderlijk hun advies gaan uitbrengen bij de gemeenten. Zo bereiken we in feite toch een vorm van integraal advies. In Midden- en West-Brabant zijn we nu afspraken aan het maken over hoe we het in de praktijk gaan doen en vanaf 2020 willen we met elkaar op deze manier gaan werken.”

Nu Van Lieshout een jaar lang meedraait in de Brzo-wereld, heeft hij een fascinerend maar complex nieuw werkveld leren kennen, waar de komende jaren nog volop werk te doen is. De boodschap die hij namens de veiligheidsregio’s graag aan de industrie wil afgeven is: “We doen ons best om als overheid de bedrijven zoveel mogelijk tegemoet te komen in hun wens om een uniforme en eenduidige aanpak van toezicht, maar accepteer dat we niet één overheid zijn maar een netwerk van autonome publieke diensten met eigen verantwoordelijkheden. Het bedrijfsleven mag ons er wel op aanspreken dat we de deskundigheid en kwaliteit van onze organisatie borgen, zodat we met kennis van zaken te werk gaan. Aan die kwaliteit en professionaliteit werken we voortdurend en dat dragen we ook uit in regionale bijeenkomsten met vertegenwoordigers van de industrie. In oktober hadden we in onze regio nog een ‘chemietafel’, die we samen met de omgevingsdienst hebben georganiseerd. Leerzaam voor alle deelnemende partners. We hebben de bedrijven bijgepraat over wat ze kunnen verwachten als wij op bezoek komen, hoe we te werk gaan en bij wie ze met vragen terecht kunnen naar aanleiding van de uitkomst van een inspectie. Het is belangrijk om in de relatie met het bedrijfsleven te investeren en onderlinge verwachtingen van te voren goed door te spreken. Dan vergroot je het begrip voor elkaars wereld.”