Gezamenlijke Brandweer studeert op schuimtransitie
Nieuws van het LEC BrandweerBRZO, februari 2020
De Gezamenlijke Brandweer Rotterdam volgt als ‘grootgebruiker’ van blusschuim de ontwikkelingen rond schuim en PFAS op de voet. De zesde schuimkennisdag die het publiek-private brandweerkorps voor de Rotterdamse haven op 22 januari organiseerde, stond geheel in het teken van de toekomstige transitie naar fluorvrij blusschuim. De conclusie na de kennisdag was dat bij die schuimtransitie heel veel komt kijken en dat de overstap op fluorvrije schuimconcentraten voorlopig nog geen gelopen race is.
De Gezamenlijke Brandweer is een van de grootste bedrijfsbrandweerkorpsen van Nederland en heeft als geen ander baat bij een blusmiddel dat effectief is bij tank- en tankputbranden. Vooralsnog is er voor die extreme brandscenario’s geen bewezen geschikt fluorvrij alternatief voor het alom gebruikte en generiek toepasbare AFFF. Dat blijkt ook uit de bijdrage van Jan Meinster van het LEC BrandweerBRZO aan de kennisdag. Hij deelt de bevindingen en voorlopige conclusies van het ECHA-onderzoek naar gebruik van fluorhoudend blusschuim binnen de Europese Unie en de beschikbaarheid van fluorvrije alternatieven. Ook de GB en andere Nederlandse bedrijfs- en overheidsbrandweren hebben deelgenomen aan het ECHA-onderzoek. Uit het onderzoek blijkt dat wel op verschillende plaatsen in Europa met fluorvrije schuimsoorten wordt geëxperimenteerd en dat enkele brandweerorganisaties de overstap al maken voor brandscenario’s waarbij dit op basis van experimenten en scenario’s verantwoord is gebleken, zoals op sommige vliegvelden.
Met het oog op het verwachte toekomstige totaalverbod op fluorhoudend blusschuim, verkent ook de GB de mogelijkheden van fluorvrije schuimsoorten (F3-schuim). De GB is recent een pilot van een jaar begonnen, waarin fluorvrij schuimconcentraat van verschillende fabrikaten worden beproefd. Zowel bij testbranden als in de operationele praktijk. De nieuwe industriële autospuit van de kazerne Merseyweg is voorzien van een tweede tank voor schuimvormend middel met een inhoud van 500 liter. Het blusvoertuig is zodanig technisch aangepast dat tijdens een inzet snel van de ene naar de andere schuimsoort kan worden geschakeld. Overigens worden vanaf nu, onafhankelijk van de uitkomst van de pilot, alle nieuwe autospuiten van de GB voorzien van een extra tank naast de hoofdtank van 4000 liter. Mocht de proef met F3 schuim niet slagen, dan zal deze tank in de toekomst gebruikt worden voor oefenschuim.
Verschillende presentaties tijdens de kennisdag maken duidelijk dat transitie naar F3 schuim veel meer inhoudt dan simpelweg het overstappen van de ene naar de andere schuimsoort. F3 schuimmiddelen hebben een andere samenstelling en andere fysische eigenschappen. Zo is de viscositeit groter en kan het alleen ‘belucht’ worden opgebracht. Daardoor wordt de worplengte minder groot en moet de tactiek voor schuimblussing worden aangepast. Dit heeft gevolgen op het gebied van techniek, uitrusting, procedures en training. Een traject dat brandweerkorpsen grondig moeten voorbereiden en plannen.
Internationaal houdt Lastfire, het internationale consortium van tankopslagbedrijven, zich volop bezig met het PFAS-vraagstuk. Lastfire doet al enkele jaren praktijktests op kleinere en grotere schaal, om uiteenlopende fluorvrije schuimmiddelen te beoordelen op effectiviteit. Jeroen Konijnenberg van de GB toont tijdens de kennisdag een informeel tijdschema dat de internationale organisatie heeft opgesteld voor de onvermijdelijke transitie naar fluorvrij schuim. Dat geeft aan welke acties Lastfire nodig acht op het gebied van onder andere onderzoek, wet- en regelgeving, feitelijke transitie en afbouw van bestaande voorraden fluorhoudend schuim en hoe die activiteiten in de tijd zijn geplaatst. Volgens het schema zou de transitie uiterlijk in 2031 volledig afgerond kunnen zijn. In april is de Gezamenlijke Brandweer overigens gastheer voor de jaarlijkse internationale ‘foam summit’ van Lastfire.
In het programma van de schuimkennisdag wordt het thema PFAS en blusschuim vanuit meerdere invalshoeken belicht. Ook juridische- en gezondheidsaspecten komen aan bod. Jerry Krijn van de Normcommissie vertelt waarom overstappen op F3 schuim niet zo eenvoudig is als het lijkt en waar brandweerorganisaties op moeten letten bij de aanschaf van fluorvrije schuimvormende middelen. Ten eerste is van belang welke eisen en normen ten aanzien van schuimblussing zijn vastgelegd in uitgangspuntendocumenten voor de industrie. Welke prestatie moet bij een brandscenario worden geleverd? En kan dit even goed met F3 schuim als met fluorhoudend schuim? Praktijktesten moeten dat aantonen, maar de uitkomsten van zulke testen zijn internationaal niet altijd eensluidend. Bovendien worden testen doorgaans op kleine brandoppervlakken uitgevoerd. Maar zijn de geteste blusmiddelen dan even effectief op (zeer) grote brandoppervlakken? Verder kan zelfs de kwaliteit van het gebruikte water (hard en zacht water, zoet water en zeewater) van invloed zijn op de kwaliteit van het schuim. Kortom: bij vervanging van AFFF door F3 schuim is een andere mindset bij de gebruikers nodig: bereid die overstap goed voor en breng de gevolgen voor materieel, techniek en tactiek grondig in kaart.
Voorkomen en beperken van emissie naar het milieu is volgens Will Plaisier van Arcadis een belangrijke opgave, zeker in situaties waarin de brandweer voorlopig nog fluorhoudend schuim moet blijven gebruiken. Want kleine hoeveelheden PFAS in wegstromend bluswater zijn al in staat om grote hoeveelheden grond of water te verontreinigen. Die effecten zijn onder andere te beperken door bluswater op te vangen, riolen af te dichten en verontreinigde bodem en water zo snel mogelijk te saneren. Plaisier licht toe welke methodieken daarvoor zijn. Uit zijn betoog blijkt dat voor het reinigen van met PFAS verontreinigde grond en water technisch ingewikkelde en kostbare procedés nodig zijn. Dus voorkomen is beter dan genezen. Hij vraagt ook aandacht voor het goed reinigen van brandweermateriaal waarin fluorhoudend schuim is gebruikt, als dat materiaal buiten dienst wordt gesteld of wordt verkocht.
Voor zeer grootschalige en complexe brandscenario’s lijkt gebruik van fluorhoudend AFFF voorlopig nog onmisbaar. Scenario’s zoals de kolossale brand in de tankterminal van ITC op industrieterrein Deer park bij Houston, Texas in maart vorig jaar. De brand woedde in een reeks opslagtanks in een tankput met een oppervlakte van 19.000 vierkante meter. Niet minder dan twee miljoen liter schuimvormend middel werd in vier dagen gebruikt voordat de brand ‘uit’ was. Een hoeveelheid die in schril contrast staat tot de enkele tienduizenden liters die de GB gemiddeld in een heel jaar verbruikt.
Raymond Bras van de GB deelde enkele lessen van een onderzoek van een expertteam van de GB, het LEC BrandweerBRZO, het IFV en de Nederlandse industrie, dat naar Texas afreisde. Zoals het belang van krachtige operationele samenwerking bij grote tank(put)branden, maar ook een goed water- en omgevingsmanagement. De bodem- en oppervlaktewaterverontreiniging die de brand in Deer Park veroorzaakte, was astronomisch. En niet alleen door het gebruik van fluorhoudend blusschuim. Jerry Krijn beklemtoont in zijn bijdrage dat de transitie naar fluorvrij blusschuim niet betekent dat daarmee op slag alle potentiële milieuproblemen verleden tijd zijn. De kern van zijn boodschap luidt: ook F3 schuim dient zorgvuldig te worden gebruikt, met oog voor het voorkomen van ongewenste en vermijdbare nevenschade. Een milieuvriendelijk blusschuim is namelijk een illusie. Ook F3 schuim heeft impact op het milieu.