Aanpak risicorelevante bedrijven Brabant: de kracht van een nieuwe benadering

Nieuws van het LEC BrandweerBRZO, december 2018

De BrandweerBRZO-wereld is in transitie en wil zijn aandachtsveld verbreden naar industriële veiligheid in brede zin. Sommige veiligheidsregio’s zitten in een eigen traject waarmee zij hun invloed willen vergroten op het veiligheidsniveau van bedrijven onder de Brzo-drempel waar ze geen formele wettelijke bevoegdheden hebben. Een goed voorbeeld is het project ‘Risicorelevante Bedrijven Brabant’, waarin de drie Brabantse veiligheidsregio’s samenwerken met de omgevingsdiensten. Geen inspectie met een pakket strenge eisen onder de arm, maar een proactief gesprek met de bedrijven om hun veiligheidsbewustzijn te vergroten. Dat werkt, blijkt drie jaar na de start van het project.

Het project Risicorelevante Bedrijven Brabant ging in 2015 van start in de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant. Aanleiding waren de brand bij ChemiePack en andere grote bedrijfsbranden in de regio in de voorliggende jaren. “Die reeks incidenten resulteerde in een bestuurlijke opdracht om de staat van de veiligheid van bedrijven in de regio in kaart te brengen”, vertelt Metha de Heer, adviseur risicobeheersing van Brandweer Midden- en West-Brabant. “Op dat moment waren we als afdeling Risicobeheersing net de eerste stappen aan het zetten van regelgerichte naar risicogerichte benadering van bedrijven. De bestuurlijke onderzoeksopdracht naar de staat van de veiligheid was een mooie stimulans om die omslag in de praktijk te brengen in de vorm van een pilot. Via het Bestuurlijk Platform Omgevingsrecht Brabant, werden uiteindelijk ook de veiligheidsregio’s en omgevingsdiensten van Brabant-Noord en Brabant-Zuidoost bij het project betrokken, zodat we gezamenlijk alle risicorelevante bedrijven in de provincie Brabant onder de loep konden nemen.”

Afbakening

Een belangrijke eerste stap was volgens Metha de Heer en haar collega Janneke Vermunt het goed afbakenen van de onderzoeksopdracht. Wat wil het bestuur precies weten? Wat zijn de criteria voor een risicorelevant bedrijf? Welke risicoaspecten moeten in beeld worden gebracht? Brandveiligheid, milieuveiligheid en kwetsbare (zorg)objecten in de omgeving van bedrijven werden de scope voor het project, toegespitst op bedrijven die beneden de Brzo-drempel zitten, maar die wel met dermate grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen werken dat ze een omgevingsrisico kunnen opleveren.

Janneke: “Qua uitvoering was het project best een uitdaging, want we hadden geen methodiek voor onze aanpak. Die hebben we tijdens de uitvoeringsfase ontwikkeld. Een aanpak in zes fasen, waarbij de genoemde afbakening van de onderzoeksopdracht en het vaststellen van de onderzoekscriteria de essentiële fase nul is. In de eerste analysefase hebben we samen met een brandveiligheidsadviesbureau de geselecteerde bedrijven doorgelicht op brandveiligheid, keek de GHOR naar kwetsbare zorgobjecten in de omgeving van risicobedrijven en de omgevingsdienst naar milieueffecten van incidenten. Daarna hebben we als samenwerkende projectpartners meervoudig naar die risico’s gekeken om per bedrijf het risicopotentieel vast te stellen. Een combinatie van de waarschijnlijkheid dat een incident zich voordoet en de impact van dat incident op het bedrijf en de omgeving. Een bedrijf dat ligt in een omgeving waar zich ook zorggebouwen met kwetsbare bewoners bevinden, heeft een hoger risicopotentieel dan een gelijksoortig bedrijf midden in de polder. We hebben die ‘meervoudige kijk’ overigens beperkt tot de overheidskerndiensten brandweer, GHOR en omgevingsdienst om de aanpak procesmatig beheersbaar te houden. De resultaten koppelen we terug met de besturen van de drie veiligheidsregio’s, waarna prioriteiten kunnen worden gesteld om gevonden verbeterpunten of tekortkomingen aan te pakken in een vervolgtraject en een nalevingsstrategie met de bedrijven.”

Draagvlak bestuur en bedrijven

In totaal vallen in de provincie Brabant 246 bedrijven onder de scope van het project Risicorelevante Bedrijven. Het onderzoek heeft de betrokken veiligheidsregio’s een goed beeld gegeven van hoe het met het veiligheidsniveau in de bedrijvencategorie ‘net-niet BRZO’ is gesteld. Deels waren de uitkomsten een bevestiging van verwachtingen bij de onderzoekers: in veel gevallen bleken de vergunningen niet actueel of waren ze onvolledig, waren brandcompartimenteringen niet op orde en waren risicokaarten of bereikbaarheidskaarten voor de brandweer niet up-to date. Ook de bluswatervoorziening was bij een deel van de bedrijven niet toereikend voor de brandscenario’s die zich zouden kunnen voordoen.

Veel verbeterpunten dus, toont de onderzoeksfase aan. Toch heeft de Brabantse aanpak van risicorelevante bedrijven niet het karakter van een rigide ‘handhavingsactie’, waarbij strenge inspecteurs met een afvinklijst van eisen aan de bedrijven komen vertellen wat er niet deugt. Volgens Metha de Heer is bewust gekozen voor een vriendelijke benadering via een goed gesprek, met als doel het veiligheidsbewustzijn en de veiligheidscultuur binnen de bezochte bedrijven te stimuleren en de directies zelf tot actie aan te zetten.

Metha: “We zijn tijdens het onderzoek positief verrast door de grote mate van medewerking van de bedrijven. Bedrijfsdirecties blijken zich vaak onvoldoende bewust van de risico’s die zij voor de omgeving kunnen opleveren, omdat veiligheid niet hun corebusiness is. In veel gevallen waren de bedrijven blij dat ze een deskundige doorlichting kregen van hun veiligheidsniveau en toonden ze veel begrip voor onze adviezen om bijvoorbeeld de brandcompartimentering te verbeteren. Er was bij veel bedrijven draagvlak voor onze aanpak.”

De onderzoekers stuitten ook op gevallen waar de wet- en regelgeving de risico’s onvoldoende afdekt en waar in hun ogen een te groot restrisico voor onbeheersbare scenario’s bestond, zoals een brandscenario met grote en langdurige impact op de omgeving. Waar praten niet hielp en het bedrijf geen bereidheid toonde om aanvullende maatregelen voor risicoreductie te nemen, werd het lokale bestuur in stelling gebracht. Metha de Heer: “We hebben als veiligheidsregio’s alle gemeentebesturen bezocht en ze geïnformeerd over de uitkomsten van het onderzoek. Zij waren immers onze opdrachtgevers. Op basis van de risico-inventarisatie en een intensief voorbereidend traject is in één geval een bedrijf persoonlijk bezocht door de burgemeester, die het management heeft aangesproken op zijn verantwoordelijkheid. Een tweede geval is in voorbereiding. Over het algemeen zijn bedrijven wel gevoelig voor dergelijke bestuurlijke druk. Via die benadering kan toch invloed worden uitgeoefend op de bedrijven om veiligheidsknelpunten op te lossen. Het draagvlak voor de aanpak, enerzijds bij de bedrijven, anderzijds bij het bestuur, is de kracht van dit project.”

Vervolg

Inmiddels is de pilotfase voorbij en is de risicogerichte aanpak van risicorelevante bedrijven voor de Brabantse veiligheidsregio’s ‘going concern’ geworden. Metha de Heer ziet in de resultaten van de pilotfase het bewijs dat de gekozen aanpak een effectieve manier is om het veiligheidsbewustzijn en de veiligheidscultuur te bevorderen en bedrijven te stimuleren zelf verbetermaatregelen in gang te zetten. “We hebben onze medewerkers tools en speelruimte gegeven om op een proactieve manier met de bedrijven in gesprek te gaan over mogelijkheden om de risico’s van hun bedrijfsactiviteiten beheersbaar te houden. Het is mijn overtuiging dat overheid en bedrijfsleven door deze interactieve samenwerking ook meer begrip voor elkaar hebben gekregen. Ook de Brabantse bedrijvenkoepel VNO-NCW is geïnteresseerd in onze aanpak. En als overheidsdiensten in het spectrum risicobeheersing-vergunningverlening-handhaving hebben we ook samenwerkingswinst geboekt. Zo heeft de gezamenlijke aanpak geleid tot een betere structurele kennisdeling en samenwerking tussen de veiligheidsregio’s en de milieudiensten.”